Bijeendrijven van Brandganzen

De Brandgans is al jaren flink in beweging. Bij het begin van het eerste kleurringprogramma (Rusland I) van het toenmalige Rijksinstituut voor Natuurbeheer (tegenwoordig opgegaan in Alterra) was de populatie van 60.000 exemplaren in 1976-77 juist weer afgenomen tot 40.000 exemplaren in 1980-81 (Ebbinge 1982). Daarna is een bijzonder sterke groei opgetreden. Tegenwoordig overwinteren ruim 400.000 Brandganzen op het Europese vasteland, vooral in de Nederlandse kustgebieden. Met de populatietoename, werden ook nieuwe overwinteringgebieden, zoals de Workumerwaard en later Waterland door de Brandgans ‘ingenomen’.

In het voorjaar trekt het grootste gedeelte van deze populatie naar de Oostzee om daar op te vetten, en vervolgens in mei door naar de broedgebieden in het noorden van Europees Rusland. De spectaculaire toename van de aantallen is hand in hand gegaan met een uitbreiding van het broedareaal. Vanuit de oorspronkelijke broedgebieden op Nova Zembla en Vaigach werd langzamerhand de gehele kust van de Barents’ Zee gekoloniseerd, westwaarts tot het Kola schiereiland. In 1971 werd het Oostzeegebied gekoloniseerd, met het Zweedse eiland Gotland als voornaamste centrum. De Oostzee populatie telt nu ruim 5.000 broedparen en lijkt niet meer te groeien. Door zeer sterke concurentie om het schaarse voesdsel is het broedsucces in de grootste kolonies daar nu erg laag: de meeste vogels slagen er niet in ook maar één jong tijdens hun hele leven groot te brengen. De uitbreiding in het Oostzeegebied heeft echter wel tal van nieuwe uitzaaiingen op het Zweedse vasteland en in Denemarken tot gevolg gehad. Sinds 1982 broedt de Brandgans ook in Nederland en in 2005 telde deze populatie al bijna 6.000 broedparen. Het zwaartepunt van deze Noordzee populatie ligt in het Noordelijk Deltagebied. De soort profiteert hier van de vele eilandjes die na het voltooien van de deltawerken ontstaan zijn. Deze bieden veilige nestelgelegenheid waar vossen, die bovendien nog schaars zijn in dit deel van Nederland, niet bij kunnen. Nabijgelegen buitendijkse natuurgebieden waarborgen een voedselvoorraad voor ganzen en hun jongen die door extensieve begrazing en periodieke overstroming met zeer voedselrijk water uit het Volkerak van een zeer hoge kwaliteit is.

In elk van de drie populaties worden de brandganzen op de voet gevolgd middels kleurringprogramma's. Vooral de Oostzee populatie is de laatste 20 jaar grondig bestudeerd, en ruim 5.000 individuen zijn hier voorzien van grote gekleurde plastic ringen. Sinds 2002 wordt ook onderzoek gedaan in de Russische broedgebieden. In het studiegebied aan de baai van Kolokolkova (Rusland II) zijn de afgelopen vier zomers bijna 2000 vogels voorzien van kleurringen. In Nederland zijn dit jaar voor de tweede keer brandganzen gevangen en geringd op de Hellegatsplaten. Tussen 1978 en 1990 werden in Rusland (Rusland I) broedende Brandganzen in de winter in Nederland, Duitsland en op de voorjaarstrek op Gotland geringd.

Jonge Brandganzen

Dankzij een enorme schare vrijwilligers zijn er al meer dan 150.000 waarnemingen van deze vogels verzameld. De kleurringen maken het mogelijk de dieren te volgen gedurende hun hele jaarcyclus, en doorbreken de anonimiteit van de ganzen. De eindeloze massa schijnbaar identieke vogels verandert hierdoor in een groep individuen, elk met zijn of haar eigen levensverhaal en eigenaardigheden. Het onderzoek heeft de afgelopen jaren dan ook veel interessants opgeleverd. Zo blijken de verschillen tussen de populaties erg groot te zijn. Terwijl de in het Oostzeegebied broedende brandganzen na een trektocht van maar 1000 km al in hun broedgebied zijn aangekomen, gebruiken de arctische broedvogels hetzelfde gebied als voorjaarspleisterplaats. Ze zetten hun reis naar de broedplaatsen in Rusland (2000 km verderop) pas voort wanneer de eerste Oostzeejongen al uit het ei kruipen. De in Nederland broedende brandganzen hebben hun migratie helemaal opgegeven en broeden in hetzelfde gebied als waar ze overwinteren. Toch lijken de zuidelijke populaties het vroege voorjaar amper bij te kunnen benen; hun jongen komen uit wanneer de grasgroei al weer afneemt. Te laat zijn heeft in het zuiden echter niet dezelfde desastreuze gevolgen als in het noorden, waar late vogels door de vroeg invallende winter geen kans hebben om met succes jongen groot te brengen.
Ook bleken kolonies brandganzen uit een hecht netwerk van aan elkaar verwante vrouwtjes te bestaan. Zusjes zoeken elkaar en hun moeders actief op en bouwen hun nest bij elkaar in de buurt. Mogelijk ondervinden ze hier voordeel van. Brandganzen zijn monogaam en buitenechtelijke copulaties komen niet voor. Vrouwtjes houden er echter wel een alternatieve strategie op na om hun nakomelingschap te vergroten: ze leggen eieren in de nesten van andere brandganzen. Soms gaat dit gepaard met veel strijd, soms echter ook ongemerkt. Het is niet onmogelijk dat vrouwtjes vooral nabijgelegen nesten van bloedverwanten uitkiezen om hun eieren te dumpen.

Het onderzoek aan deze fascinerende soort gaat nog steeds door en zal ongetwijfeld tot nog meer interessante ontdekkingen gaan leiden. Uw aflezingen van gemerkte vogels kunnen een waardevolle bijdrage leveren!